de ogen een wereld van nergens voor, een aangewaaid visioen, een negatief dat langzaam kleuren, lijnen, een gezicht onthult. De grote bloedsomloop die hart en tijd verbindt, herstelt zich weer.
Men hoort hoe golven wind buiten het raam door bomen spoelen, voelt zijn zenuwen meetrillen met de zee en is nogmaals een mens, een vreemd bevlogen aardewezen met voelsprieten naar de onzichtbaarheid.
Hier ben ik, in dit huis, op dit omwaaide
eiland, steeds verloren, steeds gered
zolang ik nog één sterveling
liefhebben mag, een schouder voelen die
het waaien opvangt of die tegen mij
zijn leven aanleunt. In het lijnenweefsel
van een gelaat opent de ouderdom
der schepping zich onmetelijk als in
het ploegspoor van de eeuwen in gebergten.
Wie vrouwenharen streelt, wandelt door wouden en raakt de wortels van het leven aan.
Vrouw is het vleesgeworden woord. Dit uur
zou zonder echo zijn vergaan, had niet
een vrouwenstem mijn aarzelend ontwaken
in tintelingen omgezet, lichamelijk
herkennen dat de dingen in hun staat
van onontbeerlijkheid herstelt, muren vervult
met beschermende kracht, in tafels, stoelen,
vloerkleed, gordijnen glansplekken oproept, innigheid
van levende materie, warm als een oogopslag.
Nu is niets meer onmogelijk, de zwaartekracht wordt opgeheven, mensen gaan elkander
45