Exodus

Titel
Exodus

Jaar
1938

Overig
poezie

Pagina's
20



IX

En dan, temidden van zijn heerschersstoeten, de Farao, wiens trekken scherpgesneden den onderdaan ter aarde zinken deden, daar hij in hem het eeuwige ontmoette.

Gansch het heelal stond in hem saamgedrongen, hij was het eindpunt en het oerbeginnen, de tijd ontbloeide aan zijn eenzaam zinnen, aan hem was zon en duisternis ontsprongen; zijn armslag moest op dood of leven duiden, hij hield het heil der wereld in zijn handen, hij deed bij nacht het sterrenleger branden, hij schiep de stilte, hij schiep de geluiden. Priester en toovenaar stond hem terzij: hoe hij zijn tempels en paleizen bouwde, zijn pyramiden naar den hemel vouwde:

God zelf trok aan hun oogopslag voorbij.

X

En Mozes, door Gods ademtocht bezeten, sprak naar het moede hart van de verdrukten: hoe zich hun lichaam in verslaving bukte, of hun geen hemelsch heil was toegemeten ; of niet de Heer Zijn zegen had bevolen over de armsten die Zijn zon verdroegen:

„Hij zal hen treffen, die u wonden sloegen!” Men zag de uitgeputten samenscholen: een licht ging in hun doffe oog ontvonken, een hand vernietigde hun kerkermuren en deed de heerschers tuimelen, de pure morgen heeft in hun aangezicht geblonken: Gods wereld in haar onberoerden staat, een luwe wind streek zacht langs jonge twijgen, velden en vee, en overal het zwijgen, waarin de zin der schepping opengaat.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.