Exodus

Titel
Exodus

Jaar
1938

Overig
poezie

Pagina's
20



V

Hij ging alleen tot waar de vlammen woedden, de uren stierven weg achter zijn schreden, alsof hem sluiers van de oogen gleden, zag hij het verre hemelbekken bloeden.

O, weer te gaan, voor eeuwig, naar het lage gebied van droom en leven, onbewogen den hemel aanzien . . . Maar hij stond gebogen onder den last die hem werd opgedragen:

„Uw broeders zuchten, ik zal hen bevrijden, Kanaan, vloeiende van melk en honing, heb ik hen aangewezen tot een woning.

Uw mond zal mijn ontzaglijkheid belijden!” En Mozes keerde weer tot zijn gebied, riep vrouw en kind en is zijn tocht begonnen, en zie, nog stond de lucht in bloed geronnen.

En sinds verliet hem Gods nabijheid niet.

VI

Zij waren slaven in Egypte’s woning; nog had de zon den dag niet uitgeroepen, of reeds betraden zij, vormlooze troepen, de werksteden om voor een wreeden koning het leem te mengen met de strooien draden, de tichelsteenen voor den Hof te branden.

Het volk van God ontluisterde zijn handen aan duivelswerk en kende geen beraden dan om den zweepslag te ontgaan; het grijnzen der aandrijvers ontnam hun alle hopen, dat ooit de dag in vrede zou verloopen; de avond zag hen naar zijn duister deinzen gestriemd, geschonden, ziek en afgetobd.

Nog even wilden hun de sterren lichten, dan streek de dood reeds over hun gezichten; weer hadden zij een dag van leed verkropt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.