Exodus

Titel
Exodus

Jaar
1938

Overig
poezie

Pagina's
20



XXIX

En Farao zag de verlaten hutten van Israël, waar nog de vuren dampten, het huisraad omgetuimeld lag; er krampte maatlooze woede in hem op, hij stutte de handen aan het voorhoofd: ginds verdwenen de laatsten uit het zicht. Hij spoog den Heere zijn haat toe, in een schrikkelijk bezweren van wraak, en riep zijn volk en zij verschenen, duizenden aangegord, en eer het nachtte, zweepten de menners en de wagens knarsten over de landen, die, grauw en gebarsten, geen boom meer droegen en geen bloei verwachtten. En Farao, zelf zweepend op zijn ros, de vogelspitse kop vooruitgestoken, kneusde de slaven reeds aan huid en knoken, sloeg alle driften van zijn lichaam los.

XXX

Een ver gedreun, en donkere figuren, die aan den einder uitrezen tot schimmen, verduisterend de avondroode kimme, zag Israël hen naderen. Een gure woestijnwind deed het bloed in hen verkillen, en doodsangst scheurde al hun pories open, stilte en duister kwamen toegekropen, als monsters die hun helschen lust gaan stillen. „Waarom liet gij ons niet den koning dienen?

Zie hoe wij aan den dood zijn prijsgegeven!”

En Mozes sprak: „De Heer staat voor uw leven!” En voor hen lag de zee in nooit geziene flonkering van smaragd, de vuurkolom doorlichtte eiken droppel, op de kammen der golven dansten sidderende vlammen, tot aan de oevers van den hemelkom.

17

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.