Exodus

Titel
Exodus

Jaar
1938

Overig
poezie

Pagina's
20



XXIII

Nog heerschte Farao, zijn oogen boorden den nieuwen dag in, maar zijn vel verstrakte langs juk- en kaakbeen en bijwijlen pakte een siddering zijn aangezicht. Er gloorde een donker vuur in hem, een wild beseffen van ondergang. Zijn woorden waren steenen, die hij den honden toesmeet: „Zoo trekt henen, maar laat uw kudden hier!” In een verheffen, rotsachtig, onaantastbaar naar den lijve, sprak Mozes, en het was alsof een donder de aarde beven deed: „Wij gaan niet zonder ons vee en zelfs geen klauw zal achterblijven!” Een afgrond brak zich open voor den vorst:

„Gij sterft zoo gij u ooit weer hier zult wagen!” En Mozes: „Zoo gij zegt!” — in snelle slagen klopte het toornig hart in zijne borst.

XXIV

O, het gericht der duizenden, de kleinen, waaraan de Heer Zijn vonnis had gesproken, de eerstgeborenen, die, nauw ontloken, den vollen dag uitdronken en het schijnen der zon langs hun verrukte oogen proefden als kostelijken wijn; wier juichend stoeien verheuging hunner ouders was, een gloeien van levensdrift die eeuwigheid behoefde. —

Zij allen en de dartelende dieren langs moeders flanken, de van licht bestoven veulens en kalven, die de ruimte snoven reikhalzend — Maar het goddelijk bestieren verkoor hen tot het lossen van de schuld, die een verharde koning op zich laadde.

De nacht sloeg neer, als in een wolk van kwade voorzegging lag Egypteland gehuld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.