Stormen en stilten

Titel
Stormen en stilten

Jaar
1956

Overig
poezie

Pagina's
95



ONTBIJT

Morgen is zwaar, de nacht kan niet zwichten, in alle vensters brandt het duister voort.

Ik wankel tussen geschonden gezichten en stemmen die geen mens meer heeft gehoord, toen zij hun hopeloze angst verlichtten.

De tafel staat gereed en ik zit aan; door een verwoeste wereld reiken mijn handen naar het brood; ergens vandaan waait mij de koude aan van zoveel lijken, dat ik haar als een glazen muur zie staan.

Ieder gebaar verraadt mij, elke beet stoot op eert steen waarin een stem verging; eerst zijn de teugen die ik drink bloedheet, maar in mijn darmen woelt herinnering die achter elke hitte doodskramp weet.

En hongerend, met mijn gelaat het volle zwijgen toe der zomerbomen, verbergt de hemel mij zijn hard gelaat.

Er is geen aftocht meer, geen onderkomen dat tegen deze wanhoop baat.

48

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.