MORGEN
De morgen is een witte waterpoel; mijn vulpen is een toegeschroefde keel.
Ik kom de kamer binnen met mijn ogen vol dromen, zet mij neer en voel mijn hand aarzelen eer zij de bestemde weg volgt en haar trillingen verraadt in zwarte letters op het wit papier.
Dan, achteroverleunend, ademloos, zie ik het water weer tezamenlopen en al mijn lettertekens uitgewist.