DE AVOND HAD EEN MOND VAN ROUW..
De avond had een mond van rouw, er werd gesproken in het blad der bomen, in de stenen bad een ziel, de dood lag als een dauw op het gelaat der wereld, huizenver verloor het prevelen zijn spraak, daar stond de stilte met haar toegesloten mond onder het schrikbewind van ster op ster.
De laatste deur die dichtviel was het schot waarmee het leven zich gewonnen gaf, de nacht rilde verlaten in haar mantel, de laatste windvlaag raakte buiten adem.
Zelfs op de huid der zee bewoog
geen licht meer, de metalen dreun
was afgestorven, een vogel hief
zijn stem boven haar macht en stortte neer.
Nu waren er alleen nog lengtecirkels
van stilte, witte banen ijs
waaraan de sterren zich te pletter stieten.
13