VOOR DE MORGEN
Voordat de morgen mij omvat - het waait nog niet, er tikt geen tijd binnen mijn oren - lig ik stil tegen de wereld, een creatuur aangespoeld door de onderstroom der nacht.
Het land is wijd en zonder klank.
Ik raad zijn wijdte aan mijn eigen hoofd waarin de golf van het bewustzijn zwelt en mij te buiten treedt.
Ik voel geen pijn, al wat er ooit geleefd is, wordt een glimlach in mijn ogen, een spiegeling die zin noch wezen kent, een uit zichzelf omhooggestegen licht dat met mij zal vergaan.
81