STERFELIJK HEELAL
In een vreemd dorp, onder de bomen van een onbekende nacht zit ik alleen en hoor de zee aanwaaien door het lover. De wolken schuiven hoofd aan hoofd tot aan het venster. Ik leg mijn hand tegen de vochtige huid van het donker.
Alles is in mij en uit mij, ik ben de nachtwind en de grote long waarin hij omgaat. Ik kan alleen een sterfelijk heelal omarmen en schuilgaan in mijn eigen slaap.
60