VREEMD DAGLICHT
Vreemd daglicht, ’s Morgens heeft mijn hoofd geen aanspraak aan de tijd.
Ik sta verloren in dit zuidelijk blauwwaterbassin. De bergen spitsen zich toe en wijzen voorbij de boomgrens van mijn denken. Misschien lopen er wezens eeuwenhoog boven mijn ogen. ’s Avonds speelt de maan voor minnares. Er is hier te veel fluwelen hoofsheid. Ik snak naar de klauwen van de zuidwester in mijn aangezicht.
37