IN HET GRAF
Hun gezichten liggen in het graf van mijn geheugen, afgekoelde ademloze hoofden, uitgebleekte lippen en kaakgewrichten die in hun onbuigzaamheid berusten.
Nooit komt de avond zonder dat een steen
wordt weggewenteld en ik met
hun angsten worstel. Vaak vergeet ik dat
zij doden zijn en roep en roer
ik in hun stilte rond
alsof er antwoord zijn kan waar al lang
geen woord meer over is, alleen
het lege ronde oog
van de voltrokken nacht.