ALLEEN
Pal voor het gat waarin de dag verzonken is. Mijn moeder roept.
Ik zie haar kracht tussen de vlammen, menselijkheid die zich wringt en dan tot as vervalt.
Nimmer stoot een windvlaag
zijn vuist omhoog en slaat
die uitgebrande jammer
zon en sterren in de ogen. Nimmer fluistert
ergens ter wereld een boom, een enkel blad
dat sterven na. De zeeën houden
hun stem niet in. Ik sta alleen
te roepen, te staren, te zwijgen.
9