KORTSTONDIG MINNEN
Ons glimlachen, omdat de nacht verdichtte en wij elkander te gereeder vonden, naarmate alle houvast zwichtte, niets restte dan twee stomme heete monden.
Buiten de muren lag het zwart gebergte, waarboven maan- noch sterrenschijnsel lichtte, een woestenij die onze zinnen tergde — alsof de nadering van twee gezichten niet peillooze genade moest verkonden; het kussen dat een hemel op deed lichten, het huiveren dat snikkend stierf — de wonde der stilte, die geen streelen meer kon dichten.
6 4