KUNSTBLOEMEN
Het feestelijke blond der vrouwen — wat zijn zij allen éen van tint; het schijnt dat op Gods weefgetouwen men nog slechts die nuance spint.
De onberispelijke bogen der wenkbrauwen zijn gepenseeld met éene saus, en zelfs de oogen zien alle even stom-verveeld.
En dan de roodbestreken monden: de harde lippen van een ras dat, moegespeeld aan alle zonden, versteende tot een dor gewas.
Het is een feestelijke avond, men vindt de vrouwen heden schoon: zoo statig en zoo ongehavend. — Kunstbloemen in Gods doornenkroon.
55