Genadelooze wijs van leven, nog sleept zij hare voeten voort, nog heeft zij naar den roep gehoord en is alleen gebleven.
Weer valt de duisternis haar aan, zij ziet de golven zich bewegen, zij wil terug . . . vooruit — tot aan haar lippen is gestegen de nacht; zij valt — nog eenmaal voelt zij de genade op zich wegen, een hand die haar de slapen koelt — en daarna komt het leege.
5*