Verloren droomen

Titel
Verloren droomen

Jaar
1939

Overig
poezie

Pagina's
92



OPENBARING

De adem van de ruimte voer hem aan, hij sidderde, hij zag de open landen, en hoe de menschen kwamen opgegaan en smeekten hem met hun geheven handen om zekerheid die nimmer zou vergaan.

En in zijn oogen ging de hemel branden, een openbaring van verzwegen macht.

Hij vatte naar de bergen, met zijn handen woelde hij door de holten van den nacht.

En lag na veertig nachten, moegestreden, waar hem de eerste nacht gevonden had.

Geen spoor bleef van zijn ijlende gebeden, de stilte had de klanken omgebracht, en in zijn duister was geen ster verschenen, tegen den steilen muur ontstond geen beeld.

En hij vervloekte zich: mocht hij versteenen in deze schepping, waar geen troost door speelt.

Maar op een hart, dat van te diep beraden terugkeert, heeft de duisternis geen vat, mild als een zon verspreidt het zijn genade; slechts wie den afgrond kennen moest vergat volkomen het geheim, waaraan de armen versmachten en bedrinkt zich aan het licht en vraagt den oorsprong niet van dit erbarmen, waarboven en waartoe het is gesticht.

4i

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.