HET GEWONE LEVEN
Dit is zoo gewoon: te bestaan, des morgens de dingen te vinden, zooals men bij hen vandaan ging ’s avonds en in den blinde, vereenzaamd, is scheep gegaan, nog even het stroomen der winden door duisternis heeft verstaan, om diepere stilte te vinden. Geruischloos woei het ontbinden de donkere zintuigen aan.
En ’s morgens: het oud verband, een mensch die zijn leven bepaalde: de kring wijdte van een hand die alle geheimen omspant: het vuur van een avond die daalde, een morgen die openbrandt.
Een wereld, waaronder hij dwaalde, eenvoudig en overmand, ontroering die nimmer verschaalde, maar inniger werd en bepaalde zich tot het bereik van een hand.
38