Alleen en goed bewaakt ben je bij nacht. Ik zie het duister weer tezamenstroomen rondom het kleine huis, nog even lacht je stem de stilte door, dan word je zacht in het geheime slapen opgenomen.
De wereld leeft, je ademhaling gaat in blanke harmonie met het geschieden.
Ik wilde bidden, maar het is te laat, wanneer een hart zoo machtig openstaat, dat het de eeuwigheid niet kan ontvlieden.
36