BALANS
Een leven zonder zin, dit is het grootst gewin, dat uit ons lange vorschen wij mogen torsen.
De dagen zwaar van nood en achteraan de dood, dit zijn de vaste gronden die wij bevonden.
Na elke vreugde pijn, al het reëele schijn, wij tasten in het leege op alle wegen.
Schoonheid, ontroerde lust, zij worden uitgebluscht in nacht —schril jaagt de wind, alles is blind.
Geen God, geen paradijs, geen leven dat de wijs van schoonen troost mag hooren — stom gaan verloren.
26