Lastdieren, schuw en kreupel soms, maar ook een door de winden opgezweepte bent van snelle paarden, reptet gij uw leden naar verten, waar aan ijle flarden rook gij het geheim des levens hebt herkend, den mist, die het gelaat van God omkleedde.
Woorden bezat gij, kreunend, murwgebloed, of door een blinde hunkering verteerd; en woorden, waar uw ademtocht in trilde als in een kind, uit eigen lijf gevoed; en woorden, door den waanzin geregeerd, die juichend het heelal bespringen wilde.
Van eeuw tot eeuw en van geslacht tot nieuw geslacht is achter die kolom van woorden uw getal vooruitgetogen, een prevelende schare in den nacht der tijden, een niet uit te roeien drom, die steeds door visioenen werd bevlogen.
21