Sedert hun leven brak, bestaat voor mij het leven enkel uit de blinde hoop, dat ik voorgoed de mare van dit lijden vastnagel in den tijd, de heerschappij der stilte met geweld ter aarde loop en eiken doodssnik mag bevrijden.
Maar nu eerst, nu ik zelf tot op de grens der nietigheid mijn schreden heb gezet, nu ik de doden aan mijn hart voel rukken met de verbeten woede van een mens, die weet dat hij zijn laatste kans verwedt, eindigt de angst om slagen of mislukken.
En ik sta stil te wachten als een boom op het gebaar van een verrukten wind, die mij met huiveringen aan zal strijken; ik houd mijn ogen open, om den droom, die ergens buiten mij haar bloei begint, diep in het blinkende gelaat te kijken.