waren wij al aan gok- en schietkraam toe
en lieten ons gewillig mangelen
door vier of vijf mechanische orkesten.
Wij rolden op de golven der muziek, maar stonden even later weer wijdbeens ons te verwonderen om vlooien vlijt die door de mazen der natuurwet sprong, om vollemaanshoofden die schoksgewijs meedansten op de vaart van speelgoedauto’s, om boerenknapen die uit flessen bier zich nieuwe levenslust de keel ingoten.
Eindelijk, in de donkerende tijd opnieuw alleen, hoorden wij onder ons de eigen stap weer langs de aarde gaan en lieten onze diepzeeogen dwalen door de waterlagen van de nacht.
63