En Farao zag de verlaten hutten
van Israël, waar nog de vuren dampten,
het huisraad omgetuimeld lag; er krampte
maatloze woede in hem op, hij stutte
de handen aan het voorhoofd: ginds verdwenen
de laatsten uit het zicht. Hij spoog de Here
zijn haat toe, in een schrikkelijk bezweren
van wraak, en riep zijn volk en zij verschenen,
duizenden aangegord, en eer het nachtte
zweepten de menners en de wagens knarsten
over de landen die, grauw en gebarsten,
geen boom meer droegen en geen bloei verwachtten.
En Farao, zelf zwepend op zijn ros,
de vogelspitse kop vooruitgestoken,
kneusde de slaven reeds aan huid en knoken,
sloeg alle driften van zijn lichaam los.
Een ver gedreun, en donkere figuren die aan de einder uitrezen tot schimmen, verduisterend de avondrode kimme, zag Israël hen naderen. Een gure woestijnwind deed het bloed in hen verkillen, en doodsangst scheurde al hun pories open, stilte en duister kwamen toegekropen .als monsters die hun helse lust gaan stillen. ‘Waarom liet gij ons niet de koning dienen?
Zie hoe wij aan de dood zijn prijsgegeven!'
En Mozes sprak: ‘De Heer staat voor uw leven! ’ En voor hen lag de zee in nooit geziene flonkering van smaragd, de vuurkolom doorlichtte elke droppel, öp de kammen der golven dansten sidderende vlammen, tot aan de oevers van de hemelkom.
. 5 6 .