tot enkelingen, een oneindig tal van eenzamen die nooit de weg meer vonden naar de geborgenheid, het stille dal van godsvrucht dat hen eenmaal zag verbonden. De grauwe massa zwoer bij geld en goed of liet haar hartstocht door een leus bevrijden die kitteling verwekte in haar bloed: macht die niet verder reikte dan de tijden. Slechts in de grote harten heeft het vuur der eeuwigheid zijn felle gloed behouden, zij tekenden hun dromen aan de muur der hemelen en als een donkergouden brand stonden daar visioenen afgebeeld van heil dat immer verder scheen te wijken: de wereldeenheid was voorgoed verspeeld, het scheppende gebaar kon niet meer reiken van aard naar hemel, en van daar weerom naar wat zich in de dagen mocht bewegen, het eeuwige geheim bleef voortaan stom en heeft in zieners enkel stem gekregen. Steeds feller gierden haat en honger door de ziel van de ontwortelde getallen der scharen, zij vernietigden de voor van zuiverheid, waarin weleer gevallen
10