gereed om heel haar diepte uit te drinken; zo ruim is soms de menselijke borst dat aard en hemelen er in verzinken en nog is er geen lessing voor haar dorst.
De vaandels vlogen, de trompetten riepen de hoge juichtoon van de zegepraal, het was of zij een nieuwe wereld schiepen, de mannen duizelden voor deze taal en wierpen feller de gespierde lijven de einder tegemoet, waar in een wolk van louter zon de vijand moest verblijven, een vreemd, ook tot de strijd geroepen volk.
Zij kenden niet die anderen, zij wisten slechts de rechtvaardigheid van hunne zaak, hun jonge bloed mocht eindelijk eens gisten, hartstochtelijk zich wijden aan een taak.
Europa had geen dromen meer te schenken
dan die verstikt werden in bloed en slijk,
maar zij, wier levensdrift nog niet kon denken,
hadden visioenen van het eeuwig rijk,
waarvoor de mens door God eens werd gesch apen;
zij waren door een grote macht geraakt,
die hamering verwekte in hun slapen,
en als zij even hebben halt gemaakt,
18