11
Er moesten spijkers met koppen worden geslagen. Koch had er een geslagen, met een geweldige kop. Hij had zich de verantwoordelijkheid die op zijn schouders was gelegd, waardig getoond. Grote waakzaamheid en vindingrijkheid had Van der Beek hem toegeschreven, en terecht. Waarom dan nu die stilte? Hij had het gevoel dat zich rondom het dorp een luchtledig uitstrekte, zodat daar vandaan geen geluid tot hem kon doordringen. Het was erger dan met je hoofd tegen een muur lopen. Hij moest machteloos afwachten en inmiddels het stompzinnige dorp dulden. Het legde hem geen strobreed in de weg. Had het dat maar gedaan; dan zou Koch zich althans in dit beperkte milieu te weer hebben kunnen stellen. Het viel hem hoe langer hoe moeilijker de mensen hier aan te kijken en zijn beroep maakte het hem nu eenmaal onmogelijk dit volkomen na te laten.
Zelfs thuis, waar het tot nu toe rustig was geweest, ontstonden enige moeilijkheden. Hij had gezegd dat hij meer zou uitgaan, maar het was bij die ene verkenningstocht gebleven. Sindsdien hokte hij weer op zijn kamer, vaak tot diep in de nacht. Bestond de tijd nog wel? Nu de buitenwereld bleef zwijgen, voelde hij zich zodra hij alleen was omgeven door een egale, grijze vlakte waarover zelfs geen wind streek. Uur na uur ging geluidloos voorbij. Inmiddels zat hij achter zijn bureau, dikwijls met zijn jas aan, want hij zette herhaaldelijk het raam open, in de hoop dat er iemand zou opdagen. Op den duur hield hij zijn jas ook aan als het raam dicht was,
84