interieur bood. Hij kwam daar niet toe, vandaag althans niet. De schemering ging in duisternis over en hij had geen lamp bij zich, zodat een bezoek nu geen zin had. Het hinderde niet. Van der Beek zweeg al een hele poos, wat zou hij, Koch, zich dan haasten? Hij had gevonden wat hij zocht, wat de wereldbeweging nodig had. Straks, thuisgekomen, zou hij op zijn plattegrond een lijn tekenen die deze plek met de kelder van zijn huis verbond. Van de landzijde, van de zeezijde en uit de lucht zou het hoofdkwartier te bereiken zijn. De vierde verbinding zou gereserveerd blijven voor de initiatiefnemer en enkele zeer vertrouwde mensen.
Koch verwijderde zich langzaam van het bunkercomplex. Een meter of vijftien er vandaan keek hij om naar de betonnen reuzen. Ze waren indrukwekkend, in de toenemende duisternis zelfs angstwekkend. En zo was het goed. Gezag kon niet bestaan zonder een element van vrees. In de verte zag hij de lichten van het dorp. Hij nam het zichzelf bijna kwalijk dat hij daarheen terugkeerde. Zijn plaats was hier, waar het opbouwwerk wachtte. Maar helaas, het zou nog lang duren eer hij de wereld zover overwonnen zou hebben dat hij zich naar believen van haar kon losmaken.
83