niet het hoofd te breken, want Van der Beek vulde aan: 'De wereldbeweging krijgt hier haar hoofdkwartier.’
Koch werd door twee tegenstrijdige gewaarwordingen besprongen: dat er een berg bovenop hem viel en dat hij plotseling bovenop een berg werd gezet. De op hem vallende berg was de verantwoordelijkheid waarmee hij zich plotseling belast zag, de bergtop was de plaats die hij, hoofd van de wereldbeweging, voortaan zou innemen. Het gevoel van triomf had een ogenblik, maar ook niet langer, de overhand. Toen maakte het plaats voor de angst dat een ander met zijn ondergrondse zou gaan strijken, dat er bij hem en zonder hem zou worden beslist. Heel zijn natuur kwam daartegen in verzet. Hij verschoof zijn stoel, bukte zich, tastte langs de grond en was zo gelukkig zijn wandelstok te vinden. Gedurende het verdere gesprek steunde hij daarop, beide handen stevig op de haak met de leeuwekop. Om zijn positie nog meer te versterken, wilde hij Van der Beek laten horen wat hij zoal gedaan had, maar de advocaat ging te zeer op in zijn eigen ideeën, die overigens de moeite waard waren. Uitverkorenen en verworpenen — deze onderscheiding vormde het uitgangspunt van alles. Niet zonder voldoening constateerde Koch dat zijn terminologie door Van der Beek was overgenomen. Maar wat op dorpsniveau een betrekkelijk eenvoudige zaak was, bleek in het wereldomvattende kader van de advocaat hoogst ingewikkeld. Het was niet zo gesteld dat men in de hoogste posities alleen uitverkorenen, in de lagere regionen uitsluitend verworpenen aantrof. Talloze plaatsen waren bezet door mensen die zich daar wederrechtelijk hadden genesteld, terwijl hoogst verdienstelijke lieden onaanzienlijke posten bekleedden. Aan de waarheid van dit laatste kon Koch niet twijfelen; hij hoefde zijn eigen positie maar na te gaan. Het zou nog tot een heel ander soort
71