wrevel, maar nooit beeldspraak bij hem los. En het verwonderde hem dat Van der Beek, toch ook een kustbewoner, dit stormgeraas blijkbaar niet gewend was.
Er was nog meer dat hem verwonderde. Van der Beek had het wachtwoord niet gebruikt. Hij, Koch, ook niet, maar dit kon aan zijn opwinding worden geweten. Voor Van der Beek, de onverstoorbare, moest de verklaring anders luiden, maar hoe? Misschien behoorde ook kuchen tot de speciale vormen van verstandhouding. Zo ja, dan had Koch dit onbewust begrepen toen hij Piet eens met zo’n keelgeluidje beduidde dat hij moest vertrekken. Nog moeilijker was de kwestie van het insigne. In het donker kon Koch niet uitmaken of Van der Beek er een droeg. De hele orde was trouwens nog een onzekere zaak, ondanks Kochs visitekaartjes.
Om even van zijn benauwende gedachten verlost te zijn, wilde Koch zijn bezoeker een sigaar aanbieden, uit de grote doos. Hij kreeg er de kans niet toe. Van der Beek begon te praten en onmiddellijk voelde Koch zich verplaatst naar een wereld waar normaal menselijk verkeer, met de daarbij behorende presentatie van rookgerei, eenvoudig niet bestond. Dat neerstortende puin was toch niet zo verwonderlijk als het op het eerste gehoor had geschenen. Men moest zo’n uitlating zien tegen de achtergrond van Van der Beeks wezen. Hij was een man met een grootse visie. Terwijl de advocaat deze ontvouwde, was het Koch alsof er wereldrijken voor hem oprezen en weggevaagd werden, generaties geboren werden en stierven - een duizelingwekkend versnelde film. Dat duizelingwekkende was er vermoedelijk de oorzaak van dat Koch de strekking van hetgeen zijn bezoeker betoogde, niet goed begreep, ja dat hem hele brokstukken van de uiteenzetting ontgingen. Aan zijn bewondering voor Van der Beek deed dit geen afbreuk. Hij was een geleerde, een wijsgeer, een
69