8
Er hoopte zich in Koch een explosieve mengeling op van ongerustheid, strijdlust en andere heftige gevoelens. Hij was echter op zijn hoede. Zelfbeheersing was en bleef een noodzaak die reeds in het veelomvattende wachtwoord besloten lag. Nu is zelfbeheersing in minder spannende situaties dikwijls al moeilijk te betrachten. In omstandigheden als waarin Koch verkeerde, aan de vooravond van een grote ommekeer, is ze een enorme krachttoer. Koch was geen krachtmens, maar een nerveuze man van tengere bouw. Om zijn zelfbeheersing niet te verliezen, moest hij behoorlijk eten en slapen. Tot eten kon hij zich dwingen, tot slapen niet. Hij sliep echter niet zozeer slecht als wel onrustig. Door zijn avondwerk voor de ondergrondse en alles wat daaraan vastzat kon hij niet vroeg naar bed gaan. Eigenlijk kon hij helemaal niet naar bed gaan zolang het werk niet af was, maar dat zou een volledige en dan nog nutteloze zelfopoffering hebben betekend, want stortte hij in, dan stortte de hele zaak in. Van der Beek had zelf gezegd dat wat Koch in het dorp deed als voorbeeld zou dienen voor wat er verder in de wereld gebeurde.
Geen zelfopoffering dus, maar zelftucht. Hij dwong zich stipt te middernacht zijn studeerkamer te verlaten. Op zachte pantoffels begaf hij zich naar de slaapkamer en legde zich geruisloos ter ruste. Meestal viel hij dadelijk in slaap, maar werd na een paar uur wakker en luisterde dan. De nooit afwezige wind, een aanhoudend geritsel, geschuifel of gegier,
60