3nderwijzer met hoofdakte had hij wel een andere baan kunnen vinden dan aan de openbare lagere school in dit dorp, maar zijn vrouw moest zeelucht hebben en die was hier in overvloed. Het uitdelen van kennis aan de plaatselijke jeugd stond gelijk met zaaien op rotsgrond. In de botte blonde koppen huisde evenveel geest als in varkens. Een enkele keer ontmoette hij er een met boerenslimheid en dat was dan wel het hoogste niveau. Ze waren vatbaar voor elementaire kennis van de lees-, schrijf- en rekenkunst, maar het was hem na tien jaar nog niet gelukt zich door ook maar één met 'meneer’ in plaats van met 'meester’ te laten aanspreken. Zijn collega’s glimlachten daar toegeeflijk om, en hij glimlachte mee, niet toegeeflijk. Wie de dingen niet scherp bleef onderscheiden, zakte weg, werd stomkop met de stomkoppen, ging ten slotte geloven dat dit alles normaal was en niet een gedegenereerd randverschijnsel van de samenleving.
Een ondergronds verkeersnet zou een verlossing zijn. Wel te verstaan, een particulier, voor een elite gereserveerd net. Voorlopig kon Koch daar met niemand over spreken. De geesten waren er nog niet rijp voor. Er zou trouwens altijd een verschil blijven bestaan tussen hun rijpheid en de zijne. Hij, Koch, had nu eenmaal een onfeilbaar instinct, een aangeboren onderscheidingsvermogen voor het middelmatige en minder dan middelmatige. Hij moest het bestaan van lompheid, grofheid, bruutheid aanvaarden, maar hij kwam er nooit mee in het reine, hij voelde het als een voortdurende bezoedeling, een smetstof in de atmosfeer. Een dergelijke aanleg maakt het onderwijzerschap, en dan nog bij een plattelandsbevolking, tot niet minder dan een kwelling, waartegenover in de eerste plaats innerlijk gedistantieerdheid geboden is, wat uiterlijke niet hoeft te verhinderen. Maar zolang de ondergrondse niet tot stand was gekomen, moest vooral de geest
6