1
Er waren verschillende redenen om in het dorp een ondergronds wegennet aan te leggen. De meest gangbare reden, grote afstanden, behoorde daar niet toe. In niet veel meer dan een half uur kon men van het ene eind naar het andere lopen. Dat de wind meestal het genoegen van de wandeling bedierf, was een der redenen, maar niet de voornaamste, die ondergrondse straten gewenst maakten. Wind, regen, sneeuw en verdere onaangename natuurverschijnselen kwamen overal voor, zij het ook, speciaal wat de wind betrof, niet met dezelfde hevigheid als hier aan de kust. Voor een zoveel omvattend plan moesten andere argumenten worden aangevoerd. Welnu, het klimmen en dalen in de op duingrond aangelegde straten zou overbodig worden. Voor het afdalen naar en opstijgen uit het ondergrondse zou men over liften beschikken. Er was echter meer, en dit meerdere maakte uitvoering van het plan tot een gebiedende eis. Niet uitgestrektheid, maar juist de geringe omvang van het dorp, het kleine aantal straten, het beperkte aantal inwoners maakte het bovengronds verkeer tot een last. Misschien niet voor iedereen, mischien slechts voor een handvol mensen. De mogelijkheid bestond zelfs dat er maar één was die deze last in alle zwaarte voelde, hem bij iedere stap in de buitenlucht moest torsen: de onderwijzer Koch.
Koch, een kleine, schrale man halverwege de dertig, had iets fanatieks, tot in zijn glimlach toe, het fanatisme van iemand die niet van plan is in zijn miskendheid te berusten. Als
5