5
Wat Koch had verwacht, gebeurde: hij vond een vertrouwensman, een koerier voor zijn correspondentie met Van der Beek. Vertrouwensmannen doen hun werk onder de dekmantel der anonimiteit of ten hoogste onder hun voornaam. In de illegaliteit tijdens de bezettingsjaren waren voornamen zonder familienaam zeer gewild. Men beging daarbij geen buitenissigheden en noemde zich dus niet Bartholomeus of Ambrosius, maar zocht beschutting achter namen als Jan, Kees of Henk.
Kochs vertrouwensman heette Piet. Iets illegaals kwam er aan zijn werk niet te pas; het was zuiver een streven naar discretie dat hem, natuurlijk in overleg met Koch, tot deze voorzichtigheid bracht. En zoals in de bezettingstijd ook menigmaal was voorgekomen: Piets ware identiteit bleef verborgen, zelfs voor hen met wie hij nauw samenwerkte. Koch voelde zich daardoor niet gekrenkt, maar juist gevleid en gerustgesteld. Deze geheimhouding bewees hoe serieus de zaak was en tegelijkertijd hoe weinig reden tot angst voor indiscreties er bestond. Als hij op Piet kon rekenen, hoefde hij verder niets van Piet te weten.
Koch had zich nooit opgehouden met occulte verschijnselen. Hij was afkerig van ieder beroep op werkelijkheden die het menselijk verstand niet vatten kon. Indien er al zulke werkelijkheden bestonden, zouden ze mettertijd worden verklaard, want de menselijke geest verkeerde in voortdurende ontwikkeling, al deed de in zijn omgeving heersende stompzinnig
36