ving. Terwijl hij zijn sigaartje weer aanstak, corrigeerde hij zichzelf. Hij streefde geen wereldhervorming na. Omdat de gezondheid van zijn vrouw hem aan dit dorp bond, maar ook omdat hij zijn werkzaamheid als docent niet wilde opgeven, stelde hij zich tevreden met een succes van plaatselijke omvang. Of dit in de wereld daarbuiten tot soortgelijke acties zou leiden, interesseerde hem slechts zijdelings. Hij had -nog steeds dacht hij terug — die buitenwereld wel in zijn plannen moeten betrekken, zoals hij trouwens reeds in het allereerste begin voorzien had. Tegen veel spot, laster en gekuip in was de gezondmaking van zijn woonplaats een feit geworden.
Maar zodra hij aan de etappes van zijn weg naar succes toe kwam, werd zijn terugschouwende blik onzeker en voelde hij zich zonder pardon met zijn neus op de toestand van het ogenblik gedrukt. Dat betekende dat hij weer vooruit moest kijken en een strategie uitwerken. Gemeente, provincie, rijk, hi; kende de staatkundige hiërarchie en haar organen op zijn duimpje. Wie door gemeente en provincie was afgewezen, kon zich altijd nog tot het parlement of de Raad van State wenden. Zelfs de mogelijkheid van een beroep op het staatshoofd stond open. En behalve de nationale waren er internationale instellingen: het Permanente Hof van Internationale Justitie, het Europese parlement, de Verenigde Naties. Misschien waren er de laatste tijd nog andere bijgekomen die hij niet kende. De voorbereiding van zijn grote project eiste zoveel van zijn tijd dat hij nauwelijks meer de krant las. In ieder geval kon hij zich geruggesteund voelen door een indrukwekkende falanx van juridische en staatkundige instituten, en last but not least was er nog altijd zijn eigen onverzettelijkheid die bereid was als het moest dwars tegen alles in te gaan.
28