leveren, was geen bezwaar. Hij dacht aan een neutrale bijzondere school die leerlingen uit het hele land zou aantrekken en dus ook een internaat zou moeten omvatten. Alleen reeds de hoogte van de schoolgelden en pensionprijzen zou selectief werken. Aan verdere selectienormen zou Koch te zijner tijd aandacht besteden.
Voor het oprichten van zo’n school bezat hij de bevoegdheid; de aanleg van de ondergrondse en het invoeren van bijzondere voorzieningen in het dorp was, zoals hij al eerder had bedacht, een zaak van de overheid. Het werd nu toch werkelijk tijd dat hij zijn argumenten op schrift stelde. En dat niet alleen; hij moest, met een algemene argumentatie als grondslag, missives opstellen voor de autoriteiten. Van de gemeentelijke autoriteiten, die hij door en door kende, was weliswaar niets te verwachten, maar hij kon ze onmogelijk overslaan en zich rechtstreeks tot hogere instanties wenden. Het zou erop neerkomen dat hij al zijn stukken in drie, vier of nog meer exemplaren moest vervaardigen, voor iemand zoals hij, zonder schrijf- of kopieermachine, geen kleinigheid, al zouden zijn voorbeeldig handschrift en zijn stilistisch vermogen hem de inspanning verzoeten. Daarbij rees een vraag van tactische aard. Moest hij, wanneer hij zich tot het gemeentebestuur wendde, onmiddellijk aan hogere instanties een afschrift sturen van zijn brief of kon hij daarmee beter wachten? Hij zou liever wachten, als hij er maar op kon vertrouwen dat de gemeente zijn brief in behandeling zou nemen en niet onder de tafel werken. In dat geval eiste alleen reeds de beleefdheid dat hij niet tot verdere stappen overging vóór hij het standpunt van de plaatselijke overheid kende. Maar helaas, hij had geen enkele reden om vertrouwen te stellen in de werkwijze van het gemeentehuis. Daarom leek het hem beter niet goedmoedig af te wachten wat men daar
26