Koch velde over al wat bakker, slager en kruidenier was vonnis door hun namen met rode inkt bovenaan te zetten op een nieuw blad papier. Daarmee waren niet alle middenstanders afgehandeld, op geen stukken na. Het dorp telde onder andere een bazar, galanteriezaken, schoenenwinkels en niet te vergeten de twee boekhandels. Wie mocht menen dat deze tenminste een centrale plaats in het dorp konden innemen, had kennelijk nooit de povere zaakjes gezien, met hun uitstalkasten waarin wat verschoten boeken, schriften en ansichtkaarten geen enkele voorbijganger in het onzekere omtrent de treurige werkelijkheid konden laten. Een van de zaakjes lag trouwens aan een straat waar het gerust mocht blijven, een stinkend buurtje, bewoond door steuntrekkers en slampampers, wier culturele verheffing zich uitte in dure televisietoestellen en bromfietsen. De andere winkel, hoewel geen haar beter, was op enkele tientallen meters van het raadhuis gevestigd, een situatie die onmogelijk getolereerd kon worden, te meer omdat Boeren, de eigenaar, een brutaal sujet was dat zich eens, jaren geleden, toen Koch bij hem een ballpointvulling kwam kopen, met zijn klant op één lijn had gesteld door te zeggen: 'Ja, zonder zo’n ding kunnen we niet meer!’ - alsof zijn schrijfwerk en dat van Koch ook maar iets met elkaar gemeen hadden.
Betekende plaatsing op de rode lijst een afwijzing, de mate van nadrukkelijkheid van deze afwijzing moest nog uit iets anders blijken dan uit de volgorde. De verhuizing - Koch sprak liever van hervestiging - moest zo plaats vinden dat voortaan iedereen onmiddellijk de rangverschillen tussen de dorpsbewoners zou kunnen constateren. Een onmisbaar hulpmiddel hiertoe waren de cijfers die de gevarieerdheid van het straatniveau aangaven. Ook deze zaak leek eenvoudiger dan ze bij nader inzien was. Een ogenblik had Koch zich
23