grondse zich ooit zou uitstrekken tot deze afgelegen plaatsen die zelfs in de dichtgroeiende Randstad wel afgelegen zouden blijven. Maar beter een iets te grondige dan een onzorgvuldige aanpak bij een zo grootscheepse opzet als die van Koch. Deze opvatting had hem er ook toe gebracht van zijn levensgewoonten af te wijken en anders dan om zich naar en van zijn werk te spoeden de straat op te gaan. Op een woensdagmiddag had Koch zijn huisdeur achter zich dichtgeslagen en was zonder op of om te zien naar het bureau van gemeentewerken gestapt, waar hij de chef te spreken vroeg. Iemand als meester Koch hoefde niet lang te wachten. Buisman die door Koch, ofschoon hij daarover niet kon oordelen, als een bekwaam ambtenaar werd beschouwd, vroeg waarmee hij zijn bezoeker van dienst kon zijn. Koch gaf zijn diepere bedoelingen niet bloot. 'Ik ben met een studie van ons dorp bezig’, zei hij, fen heb een plattegrond gemaakt waarop ik het niveau van de straten nauwkeurig zou willen aantekenen.’ Hij keerde naar huis terug met onder zijn arm een enorme kartonnen map, waarin uiterst gedetailleerde kaarten van de verschillende delen van het dorp. Het was niet onplezierig lopen met die map, maar hij liet deze toch door zijn vrouw terugbrengen, de volgende dag reeds, nadat hij op een vroeg morgenuur de laatste gegevens op zijn plattegrond had ingevuld.
Dit betekende natuurlijk niet dat hij klaar was. Feitelijk stond hij pas aan het begin, nog afgezien van de kwestie der studieboeken die telkens als een wolk zijn hemel dreigde te verduisteren, wat hij even vaak wist te voorkomen. Dit was geen geringe prestatie, al bevorderde ze zijn zaak niet. Positief daarentegen was de denkarbeid die hij na voltooiing van de plattegrond aan het ontwerpen van zijn ondergrondse wijdde. Dat leek een betrekkelijk eenvoudig werk: het tekenen van
15