En deze chauffeur rijdt wel hard! In een enorm tempo snelt hij langs de boulevard. Tine wordt er zelfs een beetje angstig van, maar Jan lacht haar uit.
„Kind, kun je dan niet zien, dat die meneer reusachtig kan chaufferen? ’t Is zó pas lekker!”
Maar wat is dat? De bestuurder schijnt niet goed de weg in Duindorp te weten. Want hij rijdt rechtdoor, terwijl hij linksaf had moeten slaan, om de woning van de kinderen te bereiken. Jan tikt tegen het glazen schot, dat tussen de bestuurders- en de achterruimte is. Maar de meneer schijnt niets te horen.
„Hij weet de weg niet!” zegt Tine.
„Och, jawel,” stelt Jan haar en zichzelf gerust. „Hij rijdt natuurlijk nog een eindje met ons om. Reuze-aardig van hem!”
Maar het is toch een vreemd geval. Want nu slaat de bestuurder wel linksaf, maar neemt de weg, die buiten het dorp om naar de stad voert. Hemel! wat betekent dat? Nu schiet Jan opeens te binnen, dat hij vaak is gewaarschuwd, niet met vreemde mensen mee te gaan. Vader en moeder hebben dat uitdrukkelijk verboden! Hij wordt doodsbang en slaat met zijn vuisten tegen het schot. Maar dat is dik en zelfs een volwassen man zou moeite hebben om het in te slaan. Jan kijkt rond of hij geen voorwerp kan vinden, om het glas te verbrijzelen. Niets, niets is er! Tine begint luidkeels te schreien.
„Schei toch uit, kind!” zegt Jan knorrig.
Maar hemzelf staat het huilen ook nader dan het lachen. Wie weet waar die man hen naar toe brengt! Hij denkt aan
66