De jongens van Duindorp

Titel
De jongens van Duindorp

Jaar
1935

Overig
kinderboek

Pagina's
169



zegt moeder. „Als je klaar bent, zal ik je wel een andere blouse geven.”

Jan is blij, dat hij er zo afkomt en maakt zich uit de voeten. Maar hij haast zich toch ook om weer binnen te komen, want hij vindt meneer Geerling erg aardig.

„Zo, ben je daar weer, rakker!” zegt meneer Geerling, als Jan weer verschijnt.

„U moest eens weten hoe ondeugend hij is!” zegt vader.

„O, dat kan ik wel aan z’n ogen zien!” zegt meneer Geerling lachend. „Nou ja, we zijn geen van allen zulke brave boontjes geweest, nietwaar, meneer Aalders?”

Ja, dat is vader wel met hem eens. Jongens zijn nu eenmaal wildebrassen. Maar juist, omdat ze onverbeterlijk zijn, is ’t noodzakelijk, ze wat in toom te houden. Anders zou er helemaal niets mee zijn te beginnen.

„Nou,” zegt Jan, die moed vat, „u bent vast ook erg ondeugend geweest, meneer!”

„Daar kon je wel eens gelijk in hebben, Jan!” Meneer Geerling lacht hartelijk. Maar daarna wordt hij weer ernstig en zegt:

„Ja, jongen, maar je moet niet denken, dat ik daar alleen met genoegen aan terugdenk. Ik had een broertje, Karel heette hij. Hij was twee jaar ouder dan ik. En als er een streek viel uit te halen, dan was hij altijd de aanvoerder. Zo roekeloos als die was, daar heb je geen idee van! Gelukkig maar, zou ’k zeggen! En toch was hij een beste jongen. Hij was heus niet van dat soort, die kleine kinderen of oude mensen kwaad doen of dieren mishandelen. Integen

61

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.