De jongens van Duindorp

Titel
De jongens van Duindorp

Jaar
1935

Overig
kinderboek

Pagina's
169



„Wat een gemeneriken! Wat een schooiers!” roepen de rechtmatige eigenaars door elkaar.

„Hé, willen jullie er wel eens uitgaan!” sommeert Kees Berkhout, die natuurlijk weer haantje de voorste is.

Een grote jongen steekt zijn hoofd in het trapgat.

„Wat moet je?” vraagt hij Kees.

„Ik moet er in en jij moet er uit!”

„Kan je lang wachten!” sart de vreemde jongen.

Jan probeert bemiddelend op te treden. „Luister nou es,” zegt hij, „wij hebben de kuil gemaakt en dat is onze vlag, die daar waait.”

De ander lacht honend. „Nou, als jullie zulke vredes-vrienden zijn, dan mag je ons hier wel in laten zitten!”

„Ach, klets toch niet langer!” roept Kees uit en werpt zich in het gat, om de jongen in zijn kraag te pakken.

Maar die is ook niet voor de poes en geeft Kees een stomp tegen zijn neus. De sterretjes dansen Kees voor de ogen.

„Afbreken, jongens!” roept hij.

Ja, het is jammer, maar er is niets aan te doen. Ze zullen hun mooie bouwwerk uit elkaar moeten halen, want zo krijgen ze de vreemden er nooit uit. De vreemde jongens, die bij hun aankomst rondliepen, beginnen verschillende der vredesvrienden aan te vallen. En die moeten tonen, dat ze nog kunnen vechten. Dat gaat hun best af.

Jan en Henk graven de uit deuren bestaande zoldering uit het zand. Daarna trekken ze die weg. Zodoende valt er een hoop zand in de kuil vol jongens. Er klinkt een Indiaans krijgsgehuil op. De belegerden knipperen in het zonlicht, dat plots onbelemmerd in de kelder stroomt. Zij

58

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.