De jongens van Duindorp

Titel
De jongens van Duindorp

Jaar
1935

Overig
kinderboek

Pagina's
169



„Ga mee naar de duinen,” zegt Jan, „dan gaan we een bomvrije kelder maken.”

Dat vindt Henk een prachtig idee. Hij weet wel niet hoe zo’n ding in elkaar zit, maar dat doet er minder toe. Elk gewapend met een schop trekken ze er op uit. Ze komen Thijs en Gerrit tegen, die aan ’t knikkeren zijn.

„Gaan jullie een fort maken?” vraagt Gerrit.

„Nee,” antwoordt Jan, „een kelder, een bom- en gasvrije.”

En hij herhaalt zo ongeveer wat oom Jaap heeft verteld. Thijs en Gerrit hebben er wel zin in om mee te doen. Ze wonen vlakbij en halen allebei een schop van huis. Ze klimmen een duintop op, die dicht met duindoorns is begroeid. In deze tijd van het jaar zijn de struiken nog kaal. Als ze de helling afdalen, zien ze midden tussen de planten een grote plek wit zand.

„Hier heb je een goed plekje!” roept Jan uit. „Daar kan de vijand ons nooit vinden!”

Hij tekent met zijn spade de omtrekken van de kuil, die ze moeten graven. De anderen schrikken er even van.

„Zo groot!” vraagt Thijs verbaasd.

„Welja, jö, heel Duindorp moet er immers in kunnen!” zegt Henk.

En dan is Thijs niet meer verwonderd, hoewel in zo’n kelder als Jan heeft aangewezen nog niet eens de bewoners van een klein steegje zouden gaan. Maar een enorm werk is het toch. Ze doen het echter met plezier, ’t Is immers een vredelievende arbeid. Na een uur duchtig te hebben doorgespit is er een kuil ontstaan, waar wel tien jongens in kunnen.

54

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.