De jongens van Duindorp

Titel
De jongens van Duindorp

Jaar
1935

Overig
kinderboek

Pagina's
169



Henks moeder doet de was voor verschillende mensen. En daar word je niet jonger van.

„Zo, ben jij nou Jan Aalders!” zegt de goede vrouw. „Ik dank jou en je moeder nog wel voor die schoenen....” „O, dat is alweer zo lang geleden,” weert Jan, die een kleur krijgt, af.

Het is wel grappig, eens in zo’n dorpshuisje te komen. De kamers zijn er heel klein. De mensen slapen er nog in bedsteden. Henks kleine zusje, de vierjarige Grietje, zit op de grond te spelen. Ze lacht vriendelijk tegen Jan. Om haar een plezier te doen, knijpt hij even in haar pop, die zo prachtig kan piepen.

„Moet je de kelder niet eens zien?” vraagt Henk.

„Is daar dan wat bijzonders aan?” vraagt Jan terug. „Och nee, maar ’t is een reuze-grote. Kom maar mee.” Langs een steil trapje dalen ze af. Jan heeft inderdaad nog nooit zo’n grote kelder gezien. Dat komt, omdat hij onder alle huisjes aan die kant van de straat doorloopt. Het is een gemeenschappelijke kelder. Door gaten valt van de straat af een schemerig licht binnen. Het ruikt een beetje duf in de lage ruimte en er gonzen veel muggen rond.

„Sjonge! wat een hout!” zegt Jan, die een hoge stapel planken ziet liggen.

„Ja, die brengt vader mee van ’t strand,” vertelt Henk. „Daar kunnen we wel een halve winter van stoken.” „Eigenlijk vreselijk,” vindt Jan. „Dat is toch allemaal van vergane schepen. Wie weet of zich aan zo’n plank niet iemand heeft vastgeklampt, die op ’t punt was te verdrinken.”

50

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.