„Je bent een ondeugende bengel en toch ook een lieve jongen!” zegt moeder, terwijl ze hem lekker onder de dekens stopt.
„Ja, maar kunnen die bonbons dan niet meer gebruikt worden?”
„Welzeker, we zullen ze opeten. En bij elke bonbon, die ik in m’n mond stop, zal ik denken, dat jij voorlopig genoeg hebt gerookt. Is dat zo of niet?”
„Ja, moeder....”
Tine komt om ’t hoekje van de slaapkamer gluren.
„Jan, wil je nog een cigaret hebben?” vraagt zij plagend.
„Wil je wel eens weggaan, stoute meid!” zegt moeder. „Al wasje zelf een model van braafheid, dan mocht je je broertje nog niet sarren. Maar je bent geen model! ’t Lijkt er niet naar....”
V
VECHTENDE VREDESVRIENDEN
Op een Woensdagmiddag is Jan bij Henk op bezoek. Het is voor de eerste keer. Hij kent het straatje natuurlijk wel, waar Henk woont. Het is heel smal, zoals de meeste oude dorpsstraten. De huisjes zijn allemaal gelijk van vorm en hebben een erf voor de ingang.
Henks moeder is aan de was. Zij staat met ontblote armen over een grote tobbe gebogen. Zij heft zich even op, om Jan te begroeten. En dan ziet deze, dat haar rug een beetje is gekromd. Dat komt zeker van het harde werken. Want
49