De jongens van Duindorp

Titel
De jongens van Duindorp

Jaar
1935

Overig
kinderboek

Pagina's
169



er evenmin op over, bij gebrek aan klandizie. Jan denkt trouwens niet aan die dingen en de beide andere jongens ook niet. Het valt anders heus niet mee, dat gesjouw. Want de pakken zijn zwaar en ze zijn met touwen dichtgebonden, die al gauw vurig in de vingers striemen. Bovendien is het een heel eind lopen naar de straat, waar de mijnheer heen moet.

Een flinke jongen echter geeft geen kik. Hij durft er zelfs niet aan denken, dat hij in zijn taak zou tekort schieten. Het zweet staat Jan op het voorhoofd. Af en toe brengt hij het pak van zijn ene hand naar zijn andere over. Het lijkt warempel wel of het Juli is, inplaats van April. Maar vooruit! Hier nog de hoek om en dan alleen nog een eind rechtuit. Hè, hè, ze zijn er! Voor het hek van een villa zetten ze hun vrachtje neer. Nu eerst kijkt Jan naar zijn kameraadjes. Die schijnen het evenmin een gemakkelijk karwei te hebben gevonden.

„Laat hier maar staan, jongens!” zegt de mijnheer. „Ik dank jullie vriendelijk, hoor!”

Meteen glijden zijn vingers in zijn vestzakje en halen daar drie blanke, schitterende guldens uit. „Alsjeblieft!” zegt hij en reikt de jongens achtereenvolgens een geldstuk over.

Ze jubelen alle drie. „Dank u wel, meneer! Wel bedankt, hoor, meneer! Dag, meneer!”

Nog nooit zijn ze zo beleefd tegen iemand geweest. Maar dan gaan ze er als een pijl uit de boog van door, om dravend en joelend uiting te geven aan hun blijdschap.

43

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.