brutaal, maar laf is ie niet! Maar al die lummels, die gelachen hebben, toen hij die vent raakte — dat zijn lafaards!” „Ik kan anders aan Kees ook niets heldhaftigs vinden,” meent moeder. „Hij heeft een kwajongensstreek uitgehaald en dat hebben jullie allemaal gedaan. Morgen neem je veertig cent mee naar school en die betaal je af van je zakgeld!” Jan had het niet anders verwacht. Het is hard gaan regenen, dus hij kan niet op straat spelen. Daarom neemt hij een boek en leest daarin, totdat het tijd is, om vader van het station af te halen.
III
HET AVONTUUR IN DE TOREN
Jan en Henk werken nu elke middag na schooltijd samen. Ze zitten niet in de serre, maar in Jan’s slaapkamertje. Dat ziet op de binnenplaats uit, zodat ze door niets worden afgeleid.
Jan heeft er al gauw verbazend veel plezier in. Hij vindt, dat hij zelf veel vlugger leert door de dingen aan Henk uit te leggen. En Henk zegt, dat hij nog nooit een onderwijzer heeft gehad, die hem zo duidelijk iets kon verklaren als zijn vriendje het doet. Daarmee zijn de moeilijkheden voor Henk niet overwonnen. Maar hij doet erg zijn best. En Jan rust niet, voordat de ander op iedere vraag een juist antwoord kan geven.
Het kan niet anders, of meneer Brouwer moet merken,
27