De jongens van Duindorp

Titel
De jongens van Duindorp

Jaar
1935

Overig
kinderboek

Pagina's
169



kinderen kijken elkaar al aan. Zeker denken ze ook aan wat zij hebben gedaan. Maar niemand schijnt iets te durven zeggen. En het is mooi van Kees, dat die van de schuld der anderen niets heeft gezegd. Hij is toch niet zó slecht, als de meesters denken.

Meneer Brouwer wil juist zijn strafpredikatie beëindigen, als het schoolhoofd binnenkomt.

„De eigenaar van de stenen heeft de schade even opgenomen,” zegt hij. „Gelukkig is die niet zo groot, als hij aanvankelijk dacht. Maar toch nog aanzienlijk genoeg. Vijftien gulden nadeel heeft hij geleden. Hij vertelde me ook, zich nu te herinneren, dat nog meer jongens aan het vernielingswerk hebben meegedaan. Wie zijn dat geweest?”

Er volgt stilzwijgen op deze vraag. Geen wonder: de jongens zijn dodelijk bevreesd voor de straf, die ze zullen oplopen. Maar Jan Aalders houdt het niet uit. Moet Kees er dan alleen voor opdraaien? Hij steekt zijn vinger op en zegt:

„Ik heb ook meegedaan, meneer.... ”

„Zo, Aalders!” zegt meneer Koster met strenge stem, „jij ook al! Dat valt me heel erg tegen van jou. Kom hier!” Vuurrood en met gebogen hoofd stapt Jan uit zijn bank. Zullen de anderen hem in de steek laten? Maar daar klinkt de stem van Henk Smit: „Ik ook, meneer!” En daarop volgen wel vijf, zes uitroepen van andere jongens.

„Heel fraai!” zegt meneer Koster. „Jullie blijven om vier uur allemaal zitten!”

Het is vreemd, maar nu alle boosdoeners zich hebben aangemeld, is de stemming veel minder gedrukt geworden.

24

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.