gename herinnering bij hen achter laten. Maar vader weet Jan te vertellen, dat de prinses zo vermogend is, dat zij nog gerust op reis kan gaan. En worden de juwelen gevonden, dan kan men die haar altijd nog opzenden. Maar de kans, dat dit gebeurt, lijkt wel hoe langer hoe kleiner te worden.
En ten slotte spreekt nauwelijks nog iemand over de diefstal. Elke dag brengt nu eenmaal zijn eigen zorgen mee. Bij de familie Aalders zijn die niet gering. Er is nog geen vooruitzicht op werk voor vader. Elke avond schrijft vader brieven op advertenties in de krant. Hij biedt zijn diensten aan en wijst op de mooie loopbaan die hij achter zich heeft. Maar er zijn zoveel mensen, die zulke brieven schrijven. En daaronder zijn ook talrijke, die altijd trouw en ijverig hebben gewerkt. De mogelijkheid om een betrekking te krijgen is op ’t ogenblik niet groot.
Meneer Geerling komt eens op bezoek. Hij zegt, dat hij door dat voorval helemaal geen pleizier meer heeft, om hier in Duindorp te blijven werken.
„Och,” merkt vader op, „zoiets kan toch overal gebeuren.” „Jawel,” antwoordt meneer Geerling, „dat is waar. Maar ik heb er opeens een tegenzin in gekregen. Ik zou liever ergens anders beginnen. Er is iemand, die Hotel Zon en Zee van me wil kopen. Maar hij biedt niet zoveel, dat ik met het geld een mooie nieuwe zaak kan opzetten.”
„Dat is jammer,” zegt vader. „Ik wou, dat ik kon deelnemen aan het nieuwe bedrijf. Maar daarvoor bezit ik toch niet genoeg.”
De heren gaan aan ’t rekenen. Er blijft echter een groot tekort. Kon vader het maar doen! Meneer Geerling is een
158