noodseinen heeft gegeven. Niemand weet hoeveel mensen er aan boord zijn. De reddingsboot zal wel onmiddellijk komen. Jan mag even door de kijker van een meneer zien. Nu kan hij duidelijk waarnemen, dat het schip zware slagzij maakt. Ook ziet hij enige mensen in de mast zitten. Waar blijft die reddingsboot toch? Goddank! daar komt ze aan! Door acht stoere paarden getrokken, snelt het kleine scheepje naar het strand. De redders hebben leren stormhoeden op en zwemvesten aan. Wat een prachtige kerels zijn dat! Het is waarachtig geen kleinigheid, om met zo’n storm zee te kiezen. Maar ze weten van geen aarzeling. Met luide kreten jaagt de voerman de paarden tot in ’t begin van de branding. Rappe handen duwen de boot van het onderstel af in ’t water. Daar gaan ze!
Tientallen paren riemen snijden door ’t water. Maar ze schieten toch niet vlug op. Het is bijna geen roeien tegen zo’n golfslag in. Heel lang duurt de strijd van de dappere mannen. Jan staat te trappelen van ongeduld. Als ze maar niet te laat komen! Het schip in de verte helt hoe langer hoe sterker. Even gaat er een kreet van ontzetting door de menigte aan het strand. De reddingsboot was bijna door een woeste stortzee omgeslagen. Maar gelukkig, het blijkt niet zover te zijn gekomen.
Nu zijn ze vlak bij het schip. Met touwen wordt een verbinding tot stand gebracht. Het is niet allemaal precies te zien van de wal af. Maar de zeelui, die hier staan weten te vertellen, dat de mensen nu van boord zijn gehaald. Het gaat er alleen nog maar om, hen heelhuids aan land te brengen. Dat valt tamelijk mee, want de storm is in kracht
145