gauw moet vergeten. In ieder geval is ze er even zeker van als vader, dat alles goed afloopt.
De volgende dag regent het hard. Het blijkt al dadelijk, dat vader niet stilzit. Hij gaat allerlei werkjes doen, die hij al lang had moeten verrichten, maar waarvoor hij nog geen tijd kon vinden. De keukenvensters worden met mooi nieuw papier beplakt. De deur van Jans slaapkamer, die niet goed meer sloot, wordt door vader in orde gebracht. En zo zijn er nog tal van dingen te doen.
’s Middags komt Henk met zijn kleine zusje Grietje op bezoek. Het kind is weer helemaal hersteld en wordt door allen hartelijk gelukgewenst. Je kunt nog brandplekken op haar armjes en beentjes zien. Maar die doen geen pijn meer en het kind is even lief als vroeger. Moeder komt plots met een alleraardigst jurkje aandragen.
„Kijk eens, Grietje, dat is voor jou!” zegt ze.
O, wat is het kind daar blij mee! En Henk bedankt moeder ook vriendelijk. Hij heeft nog geen baas kunnen vinden. Maar hij denkt niet, dat het lang zal duren. Voor een leerling is dikwijls eerder een plaatsje open, dan voor een volwassen knecht. Zijn vader kan daarvan meespreken.
„Vader zou graag voor zichzelf beginnen,” vertelt Henk. „Hij zegt, dat hij veel goedkoper zou kunnen werken dan de meeste schilders. En dan hoeft ie niet meer naar een patroon te zoeken.... ”
„Waarom doet je vader dat dan niet?” vraagt Jan.
„Nou, omdat je daar geld voor nodig hebt,” zegt Henk.
„Ja,” zegt vader, „als ik geld had, zou ik misschien ook
139